Gebiedsopstelling: Doorleef de transitie van het landelijk gebied
We willen naar een natuur- en mensinclusieve transitie van het landelijk gebied, met betrokkenheid van alle partijen. Daarvoor is het nodig de uitdagingen, belangen en kansen van een gebied écht te doorleven. Een systeemopstelling biedt hier kansen voor.
Op woensdag 21 juni vond de workshop ‘Gebiedsopstelling: doorleef de transitie van het landelijk gebied’ plaats in een boerderijschuur op de Natuurinclusief Top. Op basis van een concrete gebiedscase uit Limburg wordt er gezocht naar de onderstroom van gebiedsprocessen. Want hoewel alle beleidsnotities vol staan van samenhangend beleid, lijkt dit toch niet altijd tot samenhang te leiden. Wat zien en voelen we als we een gebiedsopstelling doen en wat leren we daarvan om tot betere dienstverlening te komen?
Terwijl de mussen vrolijk tsjilpten, begon Rubie van Crevel (domein Landbouw) de sessie met een introductieronde. Het gezelschap, ruim dertig personen, was divers: van vertegenwoordigers van overheidsinstanties, natuurorganisaties, waterschappen tot aan landbouwers en groentetelers. Het doel van de sessie: het leren van bestaande bottom-up gebiedsprocessen en inspiratie ophalen voor het gebied.
Het inspiratiegebied
Het inspiratiegebied, Gemeente Peel en Maas in Noord-Limburg, heeft een uniek landschap. De rivier de Maas heeft hier tijdens de ijstijd een canyon gecreëerd, zoals we die uit de Verenigde Staten kennen, met terrassen aan beide zijden van de rivier. In het gebied zijn regelmatig overstromingen, waar omwonenden, landbouwgronden en bedrijven last van hebben.
De uitdagingen voor het gebied zijn daarom ook het bereiken van een duurzame samenhang tussen bedrijven, activiteiten en de regio, het zorgen voor veiligheid tegen hoogwater en het ontwikkelen van een aantrekkelijk landschap en kwalitatief goede natuur. Betrokken partijen zijn de gemeente, de waterschappen, Rijkswaterstaat, het ministerie van Infrastructuur en Water, en geëngageerde ondernemers en bewoners uit het gebied. Vanuit de sprekers leren we dat er een groot draagvlak is voor een natuurinclusieve gebiedsontwikkeling.
De gebiedsopstelling
In kleinere groepen wordt er een gebiedsopstelling gedaan. Met allerlei soorten voorwerpen, van klei en stokjes tot aan stro en ballonnen, moeten de groepen de huidige situatie van het gebied vormgeven. Hierbij beelden we de actoren en factoren uit, zoals de rivier, de natuur, maar ook de bewoners en de overheidsinstanties.
Vervolgens wordt er vanuit de vier windrichtingen naar de situatie gekeken. Per windrichting worden vragen gesteld als Wat leren we van dit beeld? Wat is het potentieel?, en Welke emoties roept dit beeld bij je op?, maar ook Wat eindigt hier, wat ontstaat hier?. De antwoorden op de vragen worden gezamenlijk met de hele groep besproken.
Wat valt er onder andere op? Er moet voldoende draagvlak bij de omwonenden zijn, het verhaal van de regio kan als verbindende factor werken, het belang van een onafhankelijke gebiedsregisseur is groot, en de natuur moet als basis in de visie worden gezet. Alle input wordt uiteindelijk gebruikt als inspiratie voor het aanpakken van de uitdagingen in het inspiratiegebied. Zo dragen we gezamenlijk bij aan de natuur- en mensinclusieve transitie van het landelijk gebied!
Wereldwijde initiatieven
Inmiddels zijn er veertig landen, zoals Ecuador, Colombia, Bangladesh, Nieuw Zeeland, die de rechten van de natuur hebben vastgelegd. Ook zijn 400 burgerinitiatieven bezig om natuurlijke entiteiten zoals rivieren, bossen en meren eigen rechten te ‘geven’. In sommige landen is een sterke spirituele waarde met de natuur zoals bij de Maori in Nieuw Zeeland en de oorspronkelijke bevolking in Ecuador. Ecuador heeft in 2008 zelfs ‘Moeder Aarde’ (Pachamama) in de grondwet vastgelegd, waarmee in de wet de maatschappelijke of spirituele waarde van de natuur wordt meegenomen.